Skip to content

In 1195 te Lissabon uit voorname ouders geboren, ontving Antonius zijn wetenschappelijke en spirituele vorming in de studiehuizen van de augustijner koorheren, totdat hij in 1220 overging naar de nog jonge orde van Franciscus van Assisi. Gegrepen door het ideaal van de eerste franciscaanse missionarissen-martelaren, vertrok ook hij naar Marokko om bekeringswerk te verrichten. Hij werd echter ziek en keert in 1221 terug naar Portugal. Na een jaar van kluizenaarschap werd hij in 1222 priester gewijd.
De gelegenheidstoespraak die hij hierbij hield, betekende het begin van zijn leven als grootste predikant van zijn tijd.

Hij trok rond in het noorden van Italië, van 1224 tot 1227 in het zuiden van Frankrijk, de perioden van prediking afwisselend met tijden van stilte. Sinds 1228 woonachtig in het klooster te Padua, werd hem door Franciscus de opdracht gegeven medebroeders te onderrichten in de theologie, hetgeen hij, evenals de prediking, placht te doen tot aan zijn dood op 36-jarige leeftijd. Eenmaal heilig verklaard, dankte Antonius zijn populariteit aan het feit dat hij als patroon van verloren zaken en mensen vereerd ging worden.

Het beeld van Antonius in de huidige kapel beeld toont de heilige met op zijn rechterarm het Jezuskind. Het kind heeft een rijksappel in de hand. Antonius heft zijn linkerarm in een zegenend gebaar. Op een avond zag een broeder licht stralen onder de deur van Antonius. Toen deze broeder op onderzoek uitging, ontdekte hij het visioen van het Christuskind op de arm van Antonius. Sindsdien is dit het beeld dat in talloze kerken te vinden is. Het is het fundament onder de christelijke naastenliefde: in de ander mogen we Christus zelf herkennen.

“We kunnen altijd nog Antonius er op af sturen…”

Zijn gaven kwamen aan het licht, toen bij een grote kerkelijke plechtigheid de feestpredikant plotseling verstek liet gaan. In verlegenheid, omdat niemand op zo’n hoge feestdag met veel bezoekers, waaronder vele hooggeplaatste, onvoorbereid het woord wilde nemen, wees iemand gekscherend op Antonius: “We kunnen altijd nog Antonius er op af sturen…” In zijn nederigheid nam Antonius deze opmerking aan als een bevel. Hoe zenuwachtig de anderen ook probeerden uit te leggen dat het maar een grapje was geweest, hij was er niet meer van af te brengen, en hield zo’n gloedvolle predikatie dat hij onmiddellijk door Franciscus uit preken werd gestuurd tot in de wijde omtrek, zelfs tot in Zuid-Frankrijk en Noord-Spanje aan toe.

Naar het schijnt was hij eens bijzonder teleurgesteld over de lauwe houding van de gelovigen te Rimini. Om hen beschaamd te doen staan, trok hij naar het strand om dan in godsnaam maar voor de vissen te preken: die zouden tenminste wel luisteren. En zo was het. Zodra hij het woord richtte tot de golven van de zee, kwamen van alle kanten vissen aanzwemmen en stelden zich in rijen voor hem op, de kleintjes helemaal vooraan in het ondiepe water, de grotere op de achterste rijen. Door met hun staart bewegingen in het water te maken, gaven ze hun instemming met Antonius’ woorden te kennen.

Antonius leefde in de tijd dat de ketterij der Albigenzen zich wijd had verspreid. Zij loochenden de godheid van Christus, en geloofden ook niet in de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in de eucharistie. Antonius trad in zijn preken herhaaldelijk tegen hen op: “Op het altaar gebeurt de wezensverandering van brood en wijn in het lichaam en bloed van Christus. Het lichaam dat door de maagd ter wereld werd gebracht, dat aan het kruis hing, dat in het graf lag, dat op de derde dag verrees, dat naar de rechterhand van de Vader opsteeg: dat lichaam wordt dagelijks door de priester geconsacreerd en aan de gelovigen uitgereikt.” Een leider der Albigenzen bleef echter ontkennen. Daarop koos Antonius een wel heel opmerkelijke manier om de man te overtuigen. Hij wilde wedden, dat de ezel van de Albigens wel eerbied aan de hostie zou betuigen waar zijn meester dat niet deed! Om te beginnen kreeg het dier drie dagen geen eten meer. Daarop werd de voerbak tot de rand gevuld. Nu hield Antonius het dier de heilige hostie voor. Het liet zijn voerbak voor wat die was en ging onmiddellijk door de knieën om zijn eerbied te betuigen. Waarop de ketter zich inderdaad bekeerde.

Bronnen:

https://www.meertens.knaw.nl/bedevaart/bol/plaats/646
https://heiligen.net/heiligen/06/13/06-13-1231-antonius.php

Back To Top